Algemene informatie over het ras
De Sphynx is een levendige, speelse en aanhankelijke kat die veel aandacht nodig heeft. Hij kan niet goed alleen zijn en heeft behoefte aan soortgenoten om zich heen. Een volwassen Sphynx is middelgroot en heeft een gewicht van 3,5 tot 7 kg.

Geschiedenis van het ras

Haarloze katten werden enkele eeuwen geleden al in Zuid-Amerika gevonden en op diverse andere plaatsen in de wereld worden met enige regelmaat naakte katten geboren.

De Sphynx stamt af van de Canadian Hairless. In de jaren 60 en 70 van de 20e eeuw werden in Canada verschillende naakte huiskatten. Een aantal van deze katten werden naar Nederland geïmporteerd en begin de jaren 80 zijn ze serieus met dit ras gaan fokken.

Ongewenste eigenschappen van het ras
Ongewenste eigenschappen van de Sphynx zijn
- Malassezia dermatitis. Dit is een aandoening aan de huid, die wordt veroorzaakt door overgroei van een gist. De gist krijgt de kans tot groeien door afwijkende haargroei en talgproductie.
- Hypertrofische cardiomyopathie (HCM), hartziekte door verdikte hartspier. HCM kan leiden tot hartfalen, trombose en plotseling overlijden van de kat. 
- Mitralisklep malformatie, afwijking aan de linker hartklep.
- Urolothiase, blaasgruis. Urolothiase is een verzamelnaam voor alle soorten kristallen in de urine. Deze kristallen klonteren samen tot blaasgruis en soms tot blaasstenen. 
- Diabetes mellitus, suikerziekte. Een probleem in de suiker- en insulinehuishouding van de kat. Een veel voorkomende oorzaak is overgewicht.

Waarop wordt voornamelijk geselecteerd bij het fokken

Mening fokbeleid

De Sphynx draagt veel verschillende ziektes met zich mee. Daarom vinden wij dat er eigenlijk niet meer gefokt mag worden met dit ras omdat de kans heel groot is dat de kat een van deze ziektes krijgt omdat er al zover is doorgefokt met dit ras.

Verbetervoorstel 

Ons verbetervoorstel voor dit ras is om de meest gezonde katten te kiezen een daar met de gezondste dieren te gaan fokken. Omdat de kat dus zoveel ziektes mee draagt willen wij de katten met de minste ziektes in de genen gaan voortplanten zodat er zo min mogelijk tot uiting kan komen.